Wednesday, February 1, 2017

De Salade Koning

Ik ben de sultan van salades, de koning van de croutons, de hertog der dressings, ik ben een idioot die zijn hand te ver in de voedselverwerker steekt. Ik sta dan ook niet te kijken van mijn laatste mislukkingen. Maar als niets mislukte, lukte helemaal niets in mijn leven. Nu zat ik op een bankje te wachten op mijn nieuwe sollicitatie.

Op mijn veertiende besloot ik, overtuigd door de club van zevenentwintig, dat ik nooit ouder zou worden dan zevenentwintig. Nu werd ik over enkele maanden dertig. Mijn korte termijnvisie was geen succes. Layne Staley's We Die Young werd hem kennelijk toch niet. Alhoewel hij werd vierendertig en de laatste jaren van zijn leven waren een regelrechte hel. Hoe dan ook worstelde ik nu met een existentiële crisis en het ultieme besef dat nihilisme alleen voor de suïcidale is. Het was al drie jaar over tijd om eens te gaan werken aan een nieuwe koers. Het begon met stoppen met werken in die salade bar, genaamd de Salade Bar. En op de laatste centen verhuisde ik naar Londen toe.

Een Japanse Brazilliaan

"Incasseren, accepteren" zou mijn goede vriend Sjaak Kuil zeggen. Ten tweede zou hij zeggen "Normaal doen" in de gebiedende wijs. Dat vatte het Nederlanderschap eigenlijk wel compleet samen. Maar ik was een Australiër, met een verlopen paspoort en woonde nu sinds kort in Londen om de hoek van Brick Lane. Wat zou ik nu dan gaan doen als beroep? Een moderne variant van Jack the Ripper behoorde tot een mogelijkheid, hel ik kon een paar van die avondtours hier lopen en de tips en trucs meester maken. Maar deze eerste week hield ik mij nog werkloos en zoekende.

Ons appartement was naast het met metrostation van East Altgate. Hoewel, een appartement zou je het niet mogen noemen. Het was de kelder van de nagelsalon. Er waren geen ramen en het was onmogelijk om in te schatten welk dagdeel het daarbinnen was. Bovendien stonk het verschrikkelijk naar nagellak. Wat hielp was het lawaai dat van de andere kant van de muur kwam. Blijkbaar was de nagelstudio open en dat betekende dat de werkdag deze hemelvaart onderweg was. Kijk daar niet gek van op, deze salon was altijd open, ook op zondag. Niet heel erg christelijk allemaal. In de kamer stond een tweepersoonsbed en een stapelbed. De twee inwoners konden het niet over eens worden wie het tweepersoonsbed mocht nemen en sliepen daarom maar in het stapelbed. Dat werkte verbroederend ofzo. De kamer had verder een kledingkast een tafeltje met twee stoelen en een electrisch kacheltje tegen de koud. In het halletje was een basiskeukentje gepropt en een ijskast. Koken moest elektrisch wat niet viel aan te raden. De douche en toilet waren zo klein dat je net je kont kon keren. Bovenal spoelde het toilet zeer aggressief door. De eerste keer dat ik doorspoelde was een angstaanjagende ervaring.

Ik hoorde een kreun vanuit het stapelbed boven mij. Mijn kamergenoot Pedro was wakker.
Pedro vroeg:
"Heb je een kater?"
Ik zei:
"Pedro, het leven is een grote kater." 
Pedro moest lachen. Pedro was een bizarre mix van Braziliaans en Japans bloed. Goeie gast, ik twijfelde of ik hem Stormtrooper moest noemen. Maar Pedro volstaat. Hij klom uit het stapelbed en ging douchen. Ik maakte instantkoffie klaar met melk, want in alle heten dranken ging in dit land melk. Het smaakte niet, maar je moest wat.

Blijkbaar was het net na twaalven en we besloten eens te gaan ontbijten in Shoreditch. Het Europese epicentrum van de hipster. In een pop-up met de naam Boxpark bestelde we bij een bar die zich Bukowski noemde, I kid you not, twee flinke hamburgers en een pint met bier. Het begon kiezelhard te hagelen. De hipsters om ons heen begonnen opgewekt foto's en filmpjes van de weersomstandigheden te maken. Mensen in Londen die opgewonden worden van bevroren regen. Ik begreep het niet. Een van de hipsters liep glimlachend rond. Ik zou willen dat ik kon lachen om regen. Tot heden was mij dat nog niet gelukt. De bui was al snel voorbij. De plens zorgde voor waterkoud en dat voelde je meteen.

We besloten een kroeg op te zoeken. Onze vaste bar was Monty's aan Brick Lane. Dat wisten we pas
sinds gisteren, maar dat was toen al meteen duidelijk. Pedro vond de schilderijen mooi aan de muur dus hij kocht er een voor dertig pond. Ik bleef zwijgzaam op de bank hangen en nipte van mijn Brew Dog. Ze draaide Naive van The Kooks, alweer. Vroeger vond ik dat oprecht goed. Nu kon ik de stem van Luke Pritchard niet verdragen. Maarja die had dan ook kort iets met Katy Melua en daar ben ik een keer bijna mee op de foto geweest. Bijna.

Het was tijd voor een sigaretje en we liepen naar buiten. Daar hoorde we gejammer van een vrouw. We werden een beetje angstig. Dit was de Jack the Ripper wijk immers. Het gejank kwam van een junk in de portiek naast de bar. We schrokken ons een ongeluk en deden nog een paar stappen uit haar buurt. Uiteindelijk kwam een hippe jongen met een racefiets haar bevrijden. Blijkbaar had iemand het hek van de portiek achter haar dicht gesmeten en zat ze daar opgesloten. Wisten wij veel.

Een halve eend

We dronken onze Brew Dog op en vonden het eens tijd voor een nieuwe locatie. We namen de metro naar Leicestersquare en aten lunch in Soho. Daar schoof een dame aan die ik al tien jaar kende. Haar aanwezigheid maakte mij een beetje nerveus. Ze bestelde een halve eend voor lunch. Voor het gemak noemen we haar halve eend. Daarna stapte we een arcadehal binnen voor een potje Airhockey.

Daarna gingen we bier drinken in een Pub met als naam The Ship. We speelde een potje scrabble en die verdomde Pedro won met mooie woorden en drie keer woordwaarde.

We namen de metro terug naar Shoreditch. In de metro ging een dronken Engelsman naast Halve Eend zitten. We passeerde station Angel.
"They named it after you" zei de dronken Engelsman tegen Halve Eend. Ik haatte deze man intens en wilde hem een klap voor zijn kop geven. In plaats daarvan begon ik Robbie Williams te zingen.

We gingen eten bij Red's. een Texaans Steakhouse in Londen. Ik kwam daar voornamelijk voor de Tax Evasion Pils. Het beste bier dat ik ooit gedronken had. Maar helaas. De toko had problemen met de levering en dus geen Tax Evasion Pils. Ik was oprecht verdrietig. Halve eend merkte op dat Neil Young gedraaid werd:
"Die heb ik speciaal voor je aangevraagd" zei ik.
"Je kan het dus wel" zei ze. Daarmee doelde ze op iets dat flirten moet heten en ik voelde mij beledigd.
"Pedro maakt ook nooit van die opmerkingen, maar in jullie voordeel maakt dat soms wel weer mysterieus" vervolgde ze.
Ik wist niet wat ik met deze conversatie aan moest.

"Hoe kom je eigenlijk aan die krassen op je hand?" vroeg ze. Ik besloot maar eens het ware verhaal te vertellen:
"Gekke ex. Catherine. Als we in deze setting zo tegenover elkaar zaten dan waren de opties: haar in de ogen aankijken, naar mijn bier staren en... je dat was het eigenlijk. Alleen al op zo mijn hoofd draaien" ik draaide mijn hoofd naar rechts het restaurant in "was voldoende voor een shitstorm. Deze krassen op mijn hand zijn haar werk met een keukenmes."
Ik staarde stilletjes in de verte. Hoe het zover had kunnen komen. Ondertussen draaide Modern Love van David Bowie in de ruimte. Ik had deze niet aangevraagd.

~I'm lying in the rain. But I never wave bye bye. But I try. I try~


Omdat Red’s toch geen Tax Evasion Pils serveerde had het geen enkele zin om in deze Texaanse vleesschuur nog verder te drinken. Geen.

Dus we gingen naar een Pub. We vonden er eentje elders in de straat met de naam Ten Bells en dronken daar verder. Totdat de eigenaresse genoeg had van alle toeters en bellen. Ze zat stomdronken op een stoel in het midden van de kroeg en krijste tegen ons: "OUT! YOU NEED TO LEAVE". We gehoorzaamde en wandelde terug naar ons verblijf.  Alsof dit verhaal nog niet funest was, zat er een avondwinkel vlak naast de nagelsalon en Pedro had nog dorst. Dus we kochten zes Stella Artois voor zes pond. A bargain I tell you. Halve eend ging mee met ons naar onze bunker. tien jaar in deze helse limbo verkeren omdat je niet je stoute schoenen aan durft te trekken lul. Tien jaar. Welke afslagen ga je nog missen? Daar kon nog wel een avond bij want vrij snel viel ik in slaap in mijn stapelbed. Angstaanjagend romantisch allemaal.


Dagboek notitie 2011 
Ik ben al bijna vertrokken zo moe ben ik. Het is dan ook een druk weekend geweest met voornamelijk drankmisbruik. Ik hoor haar haar tanden poetsen en zich omkleden. Ik kijk er niet naar om. Beetje bij beetje zak ik weg.
Totdat ze vraagt:
"ow shit, ben je nog wakker?" "nee, dat ben ik niet" antwoord ik. 

Ze wil het kussen hebben waar ik op lig. zonder aarzeling gun ik die haar maar daar heb ik meteen spijt van. Het alternatief ligt namelijk voor geen meter. Niet klagen en gewoon verder proberen te slapen en houd jezelf in en blijf netjes met je rug naar haar toe liggen vanavond. Dan word ik wakker en komt de suggestie om seks te hebben komt voorbij. Waarom ook niet? We beginnen te zoenen en terwijl we elkaar strelen begin ik haar BH los te maken. Wacht eens even? Ze draagt nooit een BH tijdens het slapen. Dan wordt ik weer echt wakker en een tikkeltje gedesillusioneerd ligt ze naast me te slapen. Ik draai me weer om en probeer verder te slapen. 
Vervolgens zijn we in een welkomshal. Waarschijnlijk van een stadsdeelkantoor of iets. De irritatie loopt hoog op en ze spreekt haar ergernis over me uit. Op dat moment kan ik zeer slecht kritiek verdragen en ik storm boos weg. Ik keer weer terug en de ruzie gaat verder. Ik storm weer boos weg. Waarom wordt er gevochten?
Wederom word ik weer even wakker en daar ligt ze wederom. Ditmaal klaagt ze terug vanuit haar slaap. Al jaren is de strijdbijl begraven en kunnen we elkaar meer dan goed verdragen. Maar in onze slaap liegt het er niet om en loopt de irritatie hoog op. 

Toen ging het licht aan in deze kelder van de nagelsalon. Ze kwam de kamer ingelopen met alleen een handdoek om. Ik begon te vloeken. kon ze zich niet even in de badkamer omkleden? Ze flipte de lamp aan. Haalde de kussensloop eraf en kantelde de lamp een stukje mijn kant op waarmee een beetje werd aangekondigd dat de dag weer begonnen was. ze nam plaats op het tweepersoonsbed en ik wachtte een beetje wat er ging gebeuren. Ik wilde niet gluren dus ik kwam maar overeind om mij klaar te maken zelf maar te gaan douchen. Ze besloot als eerste haar sokken aan te trekken en met deze manuevre zou het, in theorie, mogelijk zijn dat ik onder haar handdoek zou gaan kunnen kijken. Ik vloekte nog harder binnensmonds en strompelde onhandig richting de badkamer.

We besloten de ochtend te gaan ontbijten bij Purley Cafe. Met een oude makker van ons Daniel Day Lewis. Hij was er nog niet toen we aankwamen en besloten zelf al naar het cafe te lopen. We probeerde over te steken maar door de dubbeldekkerbus kon ik niet goed zien of er tegenliggen waren. Het laatste wat ik zag was de verbaasde kop van Daniel Day Lewis die met zijn stalen ros mij van het wegdek schepte. Het begon te regenen en er klonken wat kerkbellen en een herkenbare melodie
~I'm lying in the rain. But I never wave bye bye. But I try. I try~

Petrus was eindelijk weer in zijn loket. Mijn sollicitatie kon dan eindelijk van start. Godsamme man ik zit al uren op dit bankje te wachten en die bon bons waren toch niet te vreten.
"Petrus" zei ik "Wat flik je mij nou man?" 
Petrus vond dat ik niet zo moest zeiken. De club van zevenentwintig had ik toch al ruim twee en een half jaar gemist. Hij had mij eigenlijk al opgegeven maar misschien had hij nog wel een baantje voor mij, als salademan... Er zat een moraal aan dit verhaal. Maar zelfs nog bij het leven, had ik geen idee meer waar het eigenlijk over ging.

Fin.

No comments: